Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord

Belastingrente vanaf 2023

Gepubliceerd op: 21 december 2022

Belastingrente vanaf 2023

Inleiding

Op 18 november 2022 heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de belastingrente. Wat was er aan de hand? Een vennootschap heeft een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting ontvangen. Deze vennootschap heeft de voorlopige aanslag betaald in het jaar waarop deze betrekking heeft (i.c. 2016). De vennootschap doet op 5 maart 2018 aangifte vennootschapsbelasting over 2016 waarbij het te betalen bedrag lager uitvalt dan de voorlopige aanslag. Op 24 maart 2018 legt de inspecteur de vennootschap een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting op conform de ingediende aangifte. De vennootschap krijgt geld terug waarover geen belastingrente wordt vergoed. 

Echter door een controle bij de vennootschap van de belastingdienst over een eerder jaar moet diezelfde vennootschap de aangifte vennootschapsbelasting 2016 herzien en dient een nieuwe aangifte in. Het gecorrigeerde belastbare bedrag is hoger dan die van de eerder ingediende aangifte maar lager dan de eerste voorlopige aanslag. Er moet nu dus een bedrag betaald worden. De inspecteur legt hiervoor een nieuwe voorlopige aanslag op (de derde inmiddels) en berekent belastingrente over het na te betalen bedrag. De rente wordt berekend over de periode 1 juli 2017 tot en met 6 weken na datum (voorlopige) aanslag. Dat betekent dat de vennootschap belastingrente moet betalen over een periode waarover de eerste voorlopige aanslag reeds betaald was.

De Rechtbank als ook het Hof zijn het eens met de berekening van de inspecteur. De Hoge Raad niet.

 

De reden achter de belastingrente

De huidige belastingrenteberekening is geïntroduceerd op 1 januari 2013. Doel van de belastingrente is belastingplichtigen te motiveren tijdig hun aangiften in te dienen en de inspecteur deze tijdig in behandeling te laten nemen. De hoofdregel daarbij is dat voor aanslagen inkomstenbelasting belastingrente in rekening wordt gebracht indien de aangifte vanaf 1 mei volgend op het jaar waarop de aangifte betrekking heeft, wordt ingediend. Voor de vennootschapsbelasting is die datum 1 juni. Voor beide geldt dat rente wordt berekend over de periode 1 juli van het jaar volgend waarop de aangifte betrekking heeft tot zes weken na datum aanslag. Er wordt rente vergoed indien de inspecteur er langer dan 13 weken over doet een (voorlopige) aanslag op te leggen.

 

De belastingrente is vastgelegd in de Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR). De AWR is echter weer gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 4.97 Awb bepaalt dat rente verschuldigd is indien niet binnen de voorgeschreven termijn wordt bepaald. Dat is bedoeld om het rentenadeel te compenseren van de schuldeiser als er te laat wordt betaald. Dit artikel van de Awb verwijst ook naar artikel 6:119 BW. Dit artikel bepaalt dat niet-voldoen van een vordering in geld leidt tot renteschade die gecompenseerd moet worden.

 

Motivatie Hoge Raad

Het valt bij deze wetgeving op dat het hier steeds draait om niet betaalde hoofdsommen en te compenseren renteschade. Echter, hoofdsom en renteschade ontbreken in het geval de belastingdienst al beschikt over het geld, zoals in het onderhavige geval. De Hoge Raad is dan ook van mening dat de rente, die de inspecteur oplegde, berekend moet worden vanaf 25 maart 2018 en niet vanaf 1 juli 2017. De belastingdienst beschikte immers over de hoofdsom tot en met 24 maart 2018 toen de inspecteur een lagere voorlopige aanslag oplegde.

 

Gevolgen uitspraak Hoge Raad

De wetgever heeft – al dan niet voorbereid op deze uitspraak – reeds de wet hierop aanpast in de belastingplannen van 2023. De staatssecretaris heeft daartoe een nieuw artikel ingevoerd in de AWR (voor de liefhebber: artikel 30ia AWR).

Op moment van schrijven is deze ook al aangenomen door de Tweede Kamer.

 

Wetgeving vanaf 2023

Indien de eerste Kamer akkoord gaat, zal met ingang van 1 januari 2023 de belastingdienst rekening moeten houden met eerder gedane betalingen bij de berekening van belastingrente. Deze regel geldt niet alleen voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting maar ook voor de loon- en omzetbelasting. De rente bedraagt voor de vennootschapsbelasting 8% en voor de overige belastingen 4%.

 

Tot slot

Zijn we nu – 10 jaar na datum invoering – van de grootste problemen af als het gaat om de belastingrente? Neen. Er zijn wat ons betreft nog twee hete hangijzers. 

Dat is ten eerste de hoogte van het rentepercentage. De belastingrenteregeling sluit aan bij de gehanteerde percentages van de wettelijke (niet-) handelstransacties. De wettelijke rente voor niet-handelstransacties bedraagt 2%, die voor handelstransacties 8%. Deze percentages kunnen evenwel sterk afwijken van percentages van de marktenrenten. Echter, als de percentages belastingrente gekoppeld zouden worden aan de veelal lage marktrente, ontstaan – volgens de staatssecretaris – grote budgettaire problemen. Wijziging hiervan zal dus voorlopig niet plaatsvinden. Ondertussen is de marktrente fors gestegen dus het renteverschil ligt nu in een ander perspectief. 

Een tweede heet hangijzer is het feit dat de belastingrente berekend wordt tot en met 6 weken na de datum van de aanslag. Dat motiveert uiteraard niet snel te betalen. Betaal je de aanslag immers binnen 6 weken, dan krijg je geen rente terug. In de periode voor 1 januari 2013 werd heffingsrente berekend tot aan de datum van de aanslag en invorderingsrente over de periode ná de betalingstermijn. Dat betekende dus dat je geen rente betaalde over de periode van de betalingstermijn. De belastingrente wordt echter berekend tot en met 6 weken na de datum van de aanslag. Dat is dus inclusief de betalingstermijn. Volgens de staatssecretaris hoeft geen belastingrente betaald te worden indien de aangifte juist en tijdig wordt ingediend. Of als men tijdig verzoekt om een voorlopige aanslag of een herziening daarvan. Bovendien bleek voor 2013 uit onderzoek dat de meeste belastingplichtigen betaalden aan het einde van de betalingstermijn. Alleen ‘vroegbetalers’ zullen de belastingrenteregeling als onredelijk ervaren. Men heeft in 2018 diverse alternatieven onderzocht. De conclusie was echter dat al deze alternatieven zouden leiden tot grote budgettaire effecten of uitvoeringsproblemen bij de belastingdienst. Vooralsnog zal de staatssecretaris deze systematiek van renteberekening dus niet wijzigen maar het kabinet heeft wel toegezegd de gehele systematiek van het belastingrentesysteem opnieuw te bezien en te toetsen op ‘rechtsstatelijkheid’ en ‘menselijke maat’. Budgettaire effecten en uitvoerbaarheid bij de belastingdienst worden ook meegenomen in het onderzoek. Kortom, voorlopig verandert er niets.

Terug naar overzicht

Onze nieuwsbrief